dinsdag 27 november 2007

Hoop

Hoe dichter de dag van vertrek naderbij komt, hoe meer mensen mij vragen of ik in de missie geloof. Of eigenlijk doen de meesten dat niet maar zeggen ze gewoon of ze er zelf in geloven of niet. Vertellen ze mij wat ze er van vinden. Soms zelfs zonder te willen weten wat ik er van vind (categorie ‘vage kennissen’).
Dat maakt wel dat ik zelf meer en meer nadenk over deze missie, of het zin heeft, of het helpt. Of we moeten verlengen...
Punt is dat er verschillende niveaus zijn om die vraag op te beantwoorden. Politiek, persoonlijk, militair, humanitair, voor de mensen daar of op een theoretisch filosofisch niveau. En op veel niveaus is deze vraag (nog) niet te beantwoorden.
Voor mij persoonlijk is het wel van groot belang dat ik geloof in de missie, dat wil zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat we daar iets goeds (proberen te) doen. Als ik dat niet meer geloof zou ik grote moeite hebben om te gaan. Maar ik geloof daarin.
Dat wil zeggen dat ik geloof dat we oprecht het goede nastreven (in dit geval vrede en veiligheid voor de Afghaanse bevolking én voor de westerse wereld). Misschien is dat niet de hele politieke agenda maar tenminste een groot deel daarvan.
Nu wordt ik de laatste tijd veelvuldig geconfronteerd met argumenten tegen de missie (en vooral tegen het verlengen daarvan). Veelgehoorde argumenten zijn dat het ‘onze oorlog’ niet is, dat het een niet te winnen oorlog is en dat er van opbouwen te weinig terecht komt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet zo goed weet wat er tegen die argumenten in te brengen is. Misschien is het onze oorlog wel niet (hoewel ik niet geloof dat we daar alleen maar uit naastenliefde zitten, zo nobel zijn we niet). Misschien kunnen we uiteindelijk de strijd niet winnen en misschien - of nee, natuurlijk - zouden we veel meer aan opbouw willen doen (hoewel dat beter door anderen gedaan kan worden terwijl militairen de veiligheid trachten te vergroten of te handhaven). Er is echter één ding dat ik wel weet.
Als ik zou moeten kiezen tussen (1) met de benen op tafel roepen dat het allemaal zinloos, onbegonnen en ‘niet van ons’ is en dat we daarom vooral aan onszelf en de eigen achtertuin moeten denken en (2) vanuit de hoop dat we een bijdrage kunnen leveren aan een beter wereld onze uiterste best doen en de handen uit de mouwen steken, ondanks de onzekerheid en de onzekere uitkomst, dan kies ik voor het laatste.

donderdag 15 november 2007

Uitstel

Als je denkt dat je weet waar je aan toe bent verandert er iets. Mijn vertrek is met twee dagen uitgesteld. Niets aan de hand. Bijna twee weken vantevoren. Geen paniek. Maar ik weet dat het ook wel eens anders gaat. Dat mensen op de dag van vertrek te horen krijgen dat ze niet vandaag maar over een week pas weggaan. Soms nadat ze afscheid thuis hebben genomen. Soms ook na een moeilijk afscheid. En toch, ook dat kan gebeuren.
Soms is er echt spraken van overmacht. Maar helaas heb ik soms ook de indruk dat niet iedereen beseft wat de impact van zo'n beslissing is. Wat het voor sommige mensen betekent om op uitzending te gaan, überhaubt. En om dan te horen 'nog even niet'.
Gelukkig is er in mijn geval alleen sprake van twee dagen extra verlof. Misschien moet ik nog iets heel belangrijks doen waarvan ik nu nog even niet weet wat het is...

Verlof voor vertrek

Vlak voor vertrek naar Tarin Kowt (TK), Uruzgan, geniet ik nog even van Verlof. Een bijzondere tijd. Tussen vrijheid en gespannen verwachting. Bij tijd en wijle het gevoel (nog even) lekker niets te moeten, dan weer gedachten over voorbereiding: heb ik alles ingepakt? Moet ik nog iets mee? Muziek? Bestanden? Boeken (nee, die kunnen ook opgestuurd worden).
Eigenlijk hebben we zo lang voorbereid dat het tijd is om te vertrekken. Gewoon om het gevoel dat de voorbereidingen 'wel klaar' zijn. Maar ben ik wel goed voorbereid? Heb ik er alles aan gedaan (en waaraan dan)? Kortom een gezonde (?) spanning in afwachting van...

Norbert.